Oproepkracht en ziek? Dat kan ingewikkeld worden!

Door: Natascha Schenk

Als oproepkracht heb je geen makkelijke rechtspositie. Ook niet als het gaat om een WIA-uitkering. Want hoe wordt bekeken of je daar recht op hebt als je ná je oproepovereenkomst werkloos bent geworden en je vanuit de WW-uitkering ziekgemeld bent?

Recht op WIA
Om een WIA-uitkering te krijgen moet je minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn. Het UWV berekent dat percentage door het verschil te berekenen tussen jouw eigen, oude loon (je maatmanloon) en het loon dat je met theoretische, passende functies nog zou kunnen verdienen (je resterende verdiencapaciteit).

Ziek vanuit WW
Ook als je ziek werd vanuit de WW stelt het UWV jouw maatmanloon vast. Omdat je voor je ziekmelding niet hebt gewerkt (je was immers werkloos) kijkt het UWV naar het werk dat je deed voordat je werkloos werd. Dat is jouw maatman. Ook al heb je dat werk al langere tijd niet meer gedaan.

Voorbeeld
In een recente zaak bij de Centrale Raad was een oproepkracht werkzaam als industrieel schoonmaker. Dat werk deed hij tot 1 oktober 2017. Daarna werd hij werkloos. Vanuit de WW-uitkering heeft hij zich op 6 februari 2018 ziekgemeld. Hoewel hij het werk als industrieel schoonmaker al maanden niet had verricht, bleef dat tóch zijn maatman voor de WIA-beoordeling.

Representatief
De maatman bestaat uit:
* het werk dat je deed (maatman);
* de uren die je werkte (maatmanomvang);
* het loon dat je verdiende (maatmanloon).

De urenomvang en het loon, vindt het UWV terug in de polisadministratie van de Belastingdienst. In sommige gevallen is er reden om daarvan af te wijken. Bijvoorbeeld als in de referteperiode voor het maatmanloon sprake was van:
* geen maatgevende arbeid (je hebt tijdelijk ander werk gedaan)
* geen maatgevende omvang (je hebt tijdelijk meer of minder uren gewerkt en dat geeft geen representatief beeld van het aantal uren dat je normaal gesproken werkt).

Centrale Raad
De oproepkracht uit het eerdere voorbeeld had in het refertejaar gewerkt:
* periode 1: 69 uur
* periode 2: 48 uur
* periode 3 t/m 12: 152 uur

De eerste twee periodes waren door het UWV meegenomen bij de maatmanberekening. Er was weliswaar minder uren gewerkt in die periodes maar dat was nu eenmaal inherent aan het werk als oproepkracht, vond het UWV.

Daar gaat de Centrale Raad niet in mee! De eerste twee periodes mochten niet betrokken worden bij de maatmanberekening. Daardoor komt de oproepkracht uit op een hogere maatmanomvang. De kans is groot dat hij daarmee van 33,94% arbeidsongeschiktheid tóch naar een percentage boven de 35% gaat.

Tip!
Ben je (net) minder dan 35% arbeidsongeschikt? Bekijk dan altijd de maatmanberekening. Die berekening is een bijlage bij het arbeidsdeskundig rapport van het UWV. Zijn er maanden meegenomen waarin je minder hebt gewerkt dan normaal gesproken? Stel dan richting het UWV dat die maanden niet representatief zijn en buiten beschouwing gelaten moeten worden.

Meer lezen?

De uitspraak van de Centrale Raad nalezen? Dat kan hier: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2022:2815 (vanaf r.o. 4.7)

Dat maanden waarin geen sprake is van representatieve arbeid of geen representatieve urenomvang buiten beschouwing gelaten kunnen worden voor de maatmanloonberekening, volgt uit artikel 7a lid 2 Schattingsbesluit: https://wetten.overheid.nl/BWBR0011478/2022-07-01/0#Hoofdstuk3_Paragraaf1_Artikel7a

Let op! Het gaat hier om regels voor het maatmanloon. Die kun je niet rechtstreeks gebruiken in een geschil met het UWV over het dagloon. Voor de berekening van het dagloon gelden namelijk niet de regels uit het Schattingsbesluit maar uit het Dagloonbesluit.

Nog een extra tip: van deze bepaling in het Schattingsbesluit kan ook gebruik gemaakt worden als sprake is van verlof in de referteperiode. Je kunt daarbij denken aan ouderschapsverlof, onbetaald verlof of ziekteverlof. Dat kun je ook nalezen in de Memorie van Toelichting op het Schattingsbesluit: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2008-254.html