Door: Natascha Schenk

Ontzettend vervelend natuurlijk als je een schuld hebt bij het UWV omdat zij jouw WIA-uitkering (gedeeltelijk) terugvorderen. Maar wist je dat er ook mogelijkheden zijn om de schuld bij het UWV kwijt te laten schelden? Dat kan uiteraard niet altijd, maar er zijn wel degelijk regels waarop jij je kan beroepen als je een verzoek om kwijtschelding doet. De belangrijkste regels lees je hieronder.

50% in een keer
Betaal je in één keer ten minste 50% van je totale schuld aan het UWV? Dan kan het UWV besluiten het resterende bedrag kwijt te schelden. Het UWV zal daar overigens alleen mee akkoord gaan als de betaling die je doet, gelijk is aan het bedrag dat je anders gedurende drie jaar of vijf jaar zou hebben betaald.

3 jaar
In sommige gevallen kan na drie jaar verzocht worden om kwijtschelding. Dat is het geval als:
* je gedurende drie jaar aan je betalingsverplichting hebt voldaan; en
* je inkomen in die drie jaar niet boven de zogenaamde “beslagvrije voet” is geweest; en
* de terugvordering van de uitkering niet het gevolg was van schending van de informatieplicht.

5 jaar
Als je gedurende vijf jaar volledig aan je terugbetalingsverplichting hebt voldaan, kun je ook op dat moment een kwijtscheldingsverzoek indienen. 

10 jaar
Was de reden van de terugvordering van jouw uitkering dat je je niet aan de informatieplicht hebt gehouden, dan kun je pas na tien jaar verzoeken om kwijtschelding van het nog openstaande bedrag. 

Dringende reden
Als laatste is het goed om te weten dat het UWV kan afzien van terugvordering als daarvoor een dringende reden is. Wat daaronder precies verstaan wordt, dat is niet in de wet vastgelegd. Volgens de Centrale Raad is vereist dat sprake is van “onaanvaardbare (financiële of sociale) gevolgen” en dat wordt maar zelden aangenomen..

Andere uitkeringen
Ook voor andere UWV-uitkeringen geldt dat jouw schuld kwijtgescholden kan worden. Bovenstaande regels zijn vastgelegd in artikel 77 Wet WIA, maar in de andere wetten staan vergelijkbare regels:
* artikel 33 Ziektewet;
* artikel 36 WW;
* artikel 3:56 Wet Wajong;
* artikel 20 Toeslagenwet.

Tip!
In de Beleidsregel die het UWV hanteert bij de vraag of de restschuld kwijt gescholden kan worden, staat dat dit alleen kan als ten minste de helft van de schuld is afbetaald. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een recente uitspraak geoordeeld dat deze Beleidsregel alleen gebruikt mag worden als het UWV uit zichzelf besluit de kwijtscheldingsmogelijkheden te beoordelen. Doe je zelf een verzoek tot kwijtschelding, dan is deze Beleidsregel niet van toepassing! Het UWV kan je verzoek na 3, 5 of 10 jaar dus niet afwijzen omdat je nog niet de helft van de totale schuld hebt terugbetaalt. Let hier dus goed op als je een kwijtscheldingsverzoek doet.

Meer lezen hierover?
Deze blog schreef ik naar aanleiding van een recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland over de terugvordering van een toeslag op grond van de Toeslagenwet: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2022:4164.

Interessant hierin is dus vooral de conclusie in r.o. 6:
“Artikel 4.1.2 van de Beleidsregel schrijft namelijk alleen voor onder welke voorwaarden het Lisv ambtshalve beoordeelt of iemand in aanmerking komt voor kwijtschelding. Deze zaak gaat niet over de vraag of het Lisv ambtshalve moet beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor kwijtschelding, maar gaat over een verzoek van eiseres aan het Uwv om kwijtschelding van haar vordering. Voor de beoordeling of het Uwv bevoegd is om de vordering kwijt te schelden, moet worden gekeken naar artikel 20, tweede en derde lid van de TW. Het Uwv heeft artikel 4.1.2 van de Beleidsregel dus ten onrechte aan eiseres tegengeworpen.”

Het UWV gebruikt bij de beoordeling van een mogelijke kwijtschelding de “Beleidsregel terug- en invordering”. Deze beleidsregel uit 1999 (!) is nog altijd van toepassing. Je kunt de tekst daarvan hier terugvinden:
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-1998-90-p9-SC13857.pdf

Door: Natascha Schenk

Als je je baan opzegt tijdens ziekte, is het algemeen bekend dat je dan géén recht hebt op een uitkering. Maar wat nu als je je baan opzegt en je ná die opzegging ziek wordt? Heb je dan recht op een uitkering van het UWV zodra je baan eindigt? Ja! Dat zit zo.

WW
Je hebt in dit geval géén recht op een WW-uitkering. Het feit dat je je baan zelf hebt opgezegd, is namelijk een benadelingshandeling in de zin van artikel 24 WW. Alleen als aan voortzetting van je dienstverband “zodanige bezwaren waren verbonden dat voortzetting rederlijkwijs niet verlangd kan worden”, kun je recht hebben op een WW-uitkering nádat je zelf hebt opgezegd.

ZW
Een ZW-uitkering kun je wél krijgen. In het kader van de ZW is namelijk alleen sprake van een benadelingshandeling als je opzegt tijdens ziekte, niet als je opzegt vóór je ziekmelding.

In de woorden van de Centrale Raad: “… er is sprake van een benadelingshandeling in situaties waarin een werknemer zijn recht op loon prijsgeeft op een moment dat het arbeidsongeschiktheidsrisico al is ingetreden.”

Heb je de opzegging dus gedaan voordat je ziek werd? Dan was het arbeidsongeschiktheidsrisico nog niet ingetreden en heb je geen benadelingshandeling gepleegd.

In de praktijk
De Centrale Raad oordeelde vorige week in een zaak waarin werkneemster op 12 juni haar baan opzegde en zich op 18 juni ziek meldde. Het UWV kende haar een ZW-uitkering toe maar de ex-werkgever verzette zich daartegen. Volgens de ex-werkgever heeft de werkneemster bewust het risico genomen dat zij bij ziekte een beroep zou moeten doen op de ZW en is daarom sprake van een benadelingshandeling.

De Centrale Raad gaat daarin niet mee. De ziekmelding van werkneemster was een onvoorziene omstandigheid en daarom is er geen benadelingshandeling. Ook al deed werkneemster haar werk op 12 juni met tegenzin en veel negatieve gevoelens. 

Tip!
Heb je als werkgever met zo’n situatie te maken? Denk dan niet dat je niets hoeft te doen aan reintegratie omdat de werknemer toch zelf heeft opgezegd en het dienstverband snel eindigt! Je loopt dan het risico van een ZW verhaalsanctie. Laat de ziekmelding dus beoordelen door de bedrijfsarts en volg de (reintegratie)adviezen op.

Uitspraak nalezen?
Deze blog schreef ik naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. In die uitspraak oordeelde de Centrale Raad dat aan werkneemster terecht een ZW-uitkering was toegekend, ook al had zij zes dagen voor haar ziekmelding haar dienstverband opgezegd. De uitspraak kun je hier terug vinden: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2022:2272

Door: Natascha Schenk

Zodra de werknemer een WIA-aanvraag indient, zal het UWV de RIV-toets doen. Daarmee worden de re-integratie-inspanningen van de werkgever beoordeeld. Er geldt een strikt stappenplan dat gevolgd wordt en op basis waarvan besloten wordt of de werkgever een loonsanctie moet krijgen. Maar hoe ziet dat stappenplan eruit en wordt zowel de arbeidsdeskundige als de verzekeringsarts betrokken bij de RIV-toets?

Stappenplan
De Werkwijzer Poortwachter laat de toetsingsvolgorde zien:
1. Alle voorgeschreven documenten in het re-integratieverslag aanwezig?
2. Zo ja, is sprake van een bevredigend re-integratieresultaat?
3. Zo nee, zijn de re-integratie-inspanningen voldoende?
4. Zo nee, is daar een deugdelijke grond voor?
5. Zo nee, is het mogelijk om de tekortkomingen te herstellen?

Taakverdeling arbeidsdeskundige en verzekeringsarts
De beoordeling van het re-integratieverslag wordt in eerste instantie uitgevoerd door de arbeidsdeskundige. Die toetst of de werkgever voldoende re-integratieactiviteiten heeft ondernomen. Het startpunt voor de toetsing door de verzekeringsarts is wanneer er medische vragen of onduidelijkheden zijn. Dit stellen de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige samen vast in het teamoverleg.

Onduidelijk
Bovenstaande taakverdeling lijkt helder. Toch valt er nog te twisten over de vraag wanneer de verzekeringsarts ingeschakeld moet worden.

De Werkwijzer Poortwachter schrijft namelijk ook voor:

“Inschakeling van de verzekeringsarts is met name verplicht in de volgende situaties:
* De bedrijfsarts heeft een medische urenbeperking gesteld.
* De bedrijfsarts stelde perioden vast waarin geen re-integratiemogelijkheden of marginale mogelijkheden bestonden.
* De bedrijfsarts heeft mogelijk een re-integratiebelemmerend advies aan de werkgever gegeven.”


Betekent dit dat de verzekeringsarts altijd ingeschakeld moet worden als een urenbeperking door de bedrijfsarts is vastgesteld?

Centrale Raad van Beroep
Nee, oordeelt de Centrale Raad. Het zwaartepunt van de RIV-toets ligt namelijk bij de arbeidsdeskundige. Het is pas noodzakelijk een verzekeringsarts in te schakelen als er medische vragen of onduidelijkheden zijn. Als een urenbeperking van de bedrijfsarts niet leidt tot medische vragen of onduidelijkheden, hoeft de verzekeringsarts niet ingeschakeld te worden.

Uitspraak nalezen?

Deze blog schreef ik naar aanleiding van deze uitspraak van de Centrale Raad waarin de taakverdeling tussen de AD en VA verduidelijkt wordt: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2022:1403

Door: Natascha Schenk

Het is al weer een jaar geleden dat het UWV naar buiten bracht dat zij de WIA-voorschotten die zijn betaald aan mensen die te lang wachten op een WIA-beoordeling, niet terugvorderen. Een hele opluchting voor veel mensen! Uit een recente uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland blijkt die vlieger echter niet in alle zaken op te gaan. In sommige gevallen moet (een deel van) het voorschot wél terugbetaald worden. Hoe zit dat?

Persbericht UWV
Op 30 augustus 2021 liet het UWV in een persbericht weten: 

“UWV stopt met het terugvorderen van voorschotten die zijn betaald aan mensen die te lang op een WIA-beoordeling hebben moeten wachten. UWV heeft, in overleg met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, hiertoe besloten, omdat door de groeiende vraag naar sociaal-medische beoordelingen en de coronamaatregelen de vertragingen fors zijn opgelopen. UWV wil niet dat mensen hier de dupe van worden en in financiële problemen komen.”

Casus
Op 12 augustus 2020 vraagt betrokkene een WIA-uitkering aan. Omdat het lang duurt voordat die aanvraag in behandeling genomen kan worden, vraagt hij een WIA-voorschot aan dat op 22 oktober 2020 wordt toegekend. Maanden later, in augustus 2021, volgt het persbericht van het UWV waaruit blijkt dat voorschotten niet meer worden teruggevorderd. Tóch krijgt deze betrokkene op 24 december 2021 het bericht dat hij € 12.455,85 moet terugbetalen aan het UWV! Hij heeft namelijk een te hoog voorschot ontvangen. 

Oordeel rechtbank
In de uitspraak is te lezen dat bij de toekenning van het voorschot, de hoogte daarvan was gebaseerd op het WIA-maandloon minus de op dat moment bekende verdiensten. Bij de toekenning van de WIA-uitkering is echter gebleken dat de inkomsten van betrokkene in de voorschotperiode hoger waren dan bij het UWV bekend was. Hierdoor is de terugvordering ontstaan. De rechtbank vindt dat de toezegging van het UWV uit het persbericht (om niet terug te vorderen) niet van toepassing is in deze situatie. 

De bedoeling van de toezegging van het UWV was namelijk te voorkomen dat mensen met terugwerkende kracht geen inkomen zouden hebben. Die situatie is bij betrokkene niet aan de orde. Hij had immers wel inkomen naast het voorschot op zijn WIA-uitkering en is door de terugvordering ook niet in financiële problemen geraakt. Het UWV mocht dus het voorschot (deels) terugvorderen. 

Tip!
Krijg je op dit moment een WIA-voorschot van het UWV omdat je WIA-aanvraag nog niet in behandeling is genomen én heb je daarnaast inkomsten? Reken je niet rijk! Geef je inkomsten door aan het UWV zodat zij daarmee rekening kunnen houden bij de hoogte van het voorschot. Doe je dat niet? Dan kun je later alsnog geconfronteerd worden met een terugvordering van het voorschot.

Achtergrondinformatie Het persbericht van het UWV van 30 augustus 2021 vind je hier terug: https://www.uwv.nl/overuwv/pers/persberichten/2021/uwv-stopt-met-terugvorderen-wia-voorschotten.aspx

De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland kun je hier teruglezen: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2022:3646

Interessant in de uitspraak is ook de overweging van de rechtbank met betrekking tot het beroep op het vertrouwensbeginsel van betrokkene:

“Het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel slaagt ook niet. De rechtbank ziet het algemene persbericht van het Uwv over het stoppen met terugvordering van WIA-voorschotten niet als een aan het Uwv toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezegging, waaraan eiser de rechtens te honoreren verwachting kan ontlenen dat zijn voorschot niet zou worden teruggevorderd. Het Uwv heeft eiser ook geen brief gestuurd waarin aan hem persoonlijk wordt meegedeeld dat in zijn geval wordt afgezien van terugvordering.”

Door: Natascha Schenk

In oktober 2020 werd een wetsvoorstel ingediend op basis waarvan loonsancties vanwege een medisch verschil van inzicht tussen de bedrijfsarts en verzekeringsarts niet meer mogelijk zijn. In januari 2021 werd het wetsvoorstel controversieel verklaard en in mei 2022 werd de behandeling tot nader order uitgesteld. Maar de rechtspraak heeft niet stil gestaan!

Rechtbank Oost-Brabant (11 februari 2022)
Het is al jaren vaste rechtspraak dat een onjuist advies van de bedrijfsarts voor rekening en risico komt van de werkgever. De rechtbank Oost-Brabant is de eerste rechtbank die deze “voor rekening en risico” benadering nuanceert. De rechtbank oordeelt dat in dit soort situaties meegewogen moet worden of de werkgever redenen had moeten hebben om te twijfelen aan het advies van de bedrijfsarts. In deze zaak was dat niet het geval, de loonsanctie kon daarom niet in stand blijven.

Rechtbank Oost-Brabant (29 augustus 2022)
In deze zaak speelt een verschil van mening over de omvang van de urenbeperking. De bedrijfsarts acht tien uur per week het maximaal haalbare, de verzekeringsarts 20 uur per week. Een loonsanctie wordt mede daarom opgelegd. De rechtbank is echter niet overtuigd van het UWV-standpunt:

“De rechtbank stelt voorop dat, …, de verzekeringsarts(en) B&B een deugdelijke motivering dienen te geven waarom de door de bedrijfsarts aangenomen urenbeperking onjuist is.”

“De verzekeringsartsen … maken niet inzichtelijk waarom een urenbeperking van vier uur per dag wel verklaard kan worden vanuit het ziektebeeld van de werknemer, maar een verdergaande urenbeperking van ongeveer tien uur gemiddeld per week niet.”

Een mooie uitspraak van de rechtbank waarin de bewijslastverdeling verduidelijkt wordt en hoge eisen worden gesteld aan de motivering van de verzekeringsarts!

Rechtbank Midden-Nederland (9 april 2021)
Ook in 2021 zagen wij uitspraken waarin de rechtbank kritisch is op de motivering van de verzekeringsarts. In deze zaak oordeelde de rechtbank:

“De verzekeringsarts bezwaar en beroep had inhoudelijk moeten ingaan op de beoordeling door de bedrijfsarts en had moeten motiveren waarom de vastgestelde mate van belastbaarheid niet passend was.”

Rechtbank Amsterdam (20 juli 2021)
Ook wordt steeds beter gekeken naar de voorbereiding van het loonsanctiebesluit. Uit de Werkwijzer Poortwachter volgt dat indien de bedrijfsarts uitgaat van een periode van geen benutbare mogelijkheden, de arbeidsdeskundige de verzekeringsarts dient in te schakelen. Dat was in deze zaak ten onrechte niet gedaan. De loonsanctie werd daarom vernietigd.

Tip!
Krijg je als werkgever een loonsanctie van het UWV? Laat je goed informeren door een (juridisch) adviseur over de kansen van een bezwaarprocedure. Er is misschien meer mogelijk dan je denkt.

Achtergrondinformatie

Achtergrondinformatie over deze blog vind je hier.
Behandeling wetsvoorstel 35589: https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?qry=wetsvoorstel%3A35589&cfg=wetsvoorsteldetails

Uitspraak rechtbank Oost-Brabant 11 februari 2022: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2022:415

Uitspraak rechtbank Oost-Brabant 29 augustus 2022: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2022:3576

Uitspraak rechtbank Midden-Nederland 9 april 2021: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2021:1470 (tussenuitspraak)

Uitspraak rechtbank Midden-Nederland 13 september 2021: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2021:5573 (vervolg op uitspraak 9 april 2021).

Uitspraak rechtbank Amsterdam 20 juli 2021: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2021:4156

De verplichting voor de arbeidsdeskundige om overleg te hebben met de verzekeringsarts in geval van periodes met geen benutbare mogelijkheden, lees je terug op pagina 25 van de Werkwijzer Poortwachter.

Door: Natascha Schenk

Heb je een werknemer die langdurig ziek is? Dan ontkom je er vaak niet aan een arbeidsdeskundig onderzoek te laten doen. Een belangrijke taak van de arbeidsdeskundige is het onderzoeken van de mogelijkheden om binnen het eigen bedrijf passend werk te verrichten. Werkgevers, en zeker grote werkgevers (!), doen er goed aan kritisch naar de rapportages te kijken die zij krijgen van de arbeidsdeskundige. Dat blijkt wel uit onderstaande zaak.

Verplichting werkgever
Eén van de verplichtingen die je als werkgever hebt, is het aanbieden van passend werk. Daarvoor is het nodig dat je goed in beeld hebt welke taken en functies je in jouw bedrijf hebt. De arbeidsdeskundige kan je daarbij helpen. Hij onderzoekt of er voor jouw werknemer werk is dat geschikt is (of is te maken).

Overschrijding belastbaarheid
In deze zaak stelde de arbeidsdeskundige vast dat de functie “administratief medewerker” niet passend was. Er zou sprake zijn van een overschrijding ten aanzien van het omgaan met deadlines. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige bleek echter niet:
* waaruit deze deadlines bestaan en
* hoe vaak ze voorkomen in deze functie. 

Vereiste opleiding
Andere ondersteunende functies zouden ook niet passend zijn. Eén van de redenen die de arbeidsdeskundige daarvoor aanvoert is: “De ondersteunende functies vereisen een specifieke vooropleiding en werkervaring.” Uit de rapportage bleek alleen niet welke opleiding of ervaring vereist was voor deze ondersteunende functies.

Loonsanctie
De werkgever in deze zaak kreeg een loonsanctie opgelegd door het UWV. De rechtbank liet deze, ondanks de bezwaren van de werkgever, in stand.

Tip!
Natuurlijk snap ik dat je vertrouwd op de expertise van de deskundige die je hebt ingeschakeld. Maar al jaren geeft de rechtspraak een duidelijke lijn: je bent en blijft als werkgever verantwoordelijk voor de diensten die je inschakelt. Maakt het re-integratiebureau of de arbeidsdeskundige een fout, dan krijg jij als werkgever de loonsanctie van het UWV.

Daarom is het tóch verstandig de rapportages die je krijgt, kritisch te bekijken. Zie je dat functies als “niet passend” worden bestempeld vanwege de vereiste vooropleiding? Zorg dan dat ook in het rapport wordt benoemd welke vooropleiding vereist is. En is de functie niet passend vanwege de belasting daarin? Zorg dan dat in de rapportage duidelijk wordt omschreven hoe die belasting eruit ziet in de praktijk.

Omdat uit onderzoek blijkt dat met name grote werkgever geconfronteerd worden met een loonsanctie vanwege onvoldoende onderzoek in spoor 1, is deze tip vooral voor die groep van belang.

Uitspraak nalezen?
Deze blog schreef ik naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2021:4764

Door: Natascha Schenk

Bij langdurige ziekte geldt als hoofdregel dat ten minste éénmaal een tweede spoortraject gevolgd moet worden. Tijdens dat traject wordt gezocht naar passend werk buiten de organisatie van de eigen werkgever. Het UWV bekijkt bij de WIA-aanvraag of dat traject adequaat was. Zo wordt onder andere bekeken of “de kortste weg naar betaald werk” is gevolgd. Maar wat wordt daarmee eigenlijk bedoelt?

Inhoud re-integratieplan
De beoordeling van het UWV begint uiteraard bij de stukken die zijn opgesteld in het kader van het tweede spoortraject. In het re-integratieplan van het re-integratiebureau moet in ieder geval zijn opgenomen:
* omschrijving van het re-integratietraject;
* een persoonsprofiel;
* een zoekprofiel;
* een overzicht van de rapportagemomenten.

Zoekprofiel
Als het UWV een loonsanctie oplegt omdat niet de kortste weg naar betaald werk is gevolgd, is dat vaak een gevolg van een onjuist zoekprofiel. Het is daarom belangrijk om te weten wat het zoekprofiel is.

Het zoekprofiel is een opsomming van branches, functies en/of werkzaamheden, waarbinnen de zieke werknemer de meeste kans heeft passend werk te vinden.

Concreet
Uit de rechtspraak blijkt dat in ieder geval vereist is dat “op een inzichtelijke wijze uiteen gezet wordt wat concrete passende soorten werk zijn, waar dat werk zich bevindt, waar er vacatures zijn en dat er op een passende wijze op die vacatures gesolliciteerd is”.

Wens werknemer
Zoals je ziet, speelt de wens van de werknemer hierin geen (hoofd)rol. In een recente zaak bij de rechtbank Midden-Nederland werd dat weer eens pijnlijk duidelijk. Het zoekprofiel was enkel gericht op het vinden van werk als tolk. Dat was namelijk de wens van de werknemer. Het UWV, en ook de rechtbank, vonden dat profiel te nauw. Een loonsanctie werd daarom aan de werkgever opgelegd. Die is immers verantwoordelijk voor de re-integratie van de werknemer.

Tip!
In dit geval ging het om één functie die centraal bleef staan in het zoekprofiel. Er zijn ook loonsancties opgelegd omdat ten onrechte enkel naar één sector werd gekeken. Bijvoorbeeld bij zieke werknemers uit het onderwijs die dolgraag in het onderwijs willen blijven werken. Ook dit kan sanctiewaardig zijn. Zorg dus voor een breed zoekprofiel en als je je toch beperkt tot één functie of één sector: zorg dan dat je dat goed kunt onderbouwen!

Achtergrondinformatie
De uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (mbt het enkel zoeken naar functie van tolk) vind je hier: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2022:433

Uitspraak mbt het zoeken binnen één sector: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2019:3079

Uitspraak mbt concrete uitwerking zoekprofiel: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2021:1316

Door: Natascha Schenk

Ben je gedeeltelijk arbeidsongeschikt en krijg je een WGA-uitkering? Dan moet je op enig moment weer aan het werk. Dat heeft te maken met de inkomenseis. Hoe werkt die inkomenseis precies en met welk inkomen kun je daaraan voldoen? Is werk als zelfstandige ook een optie en wat als je prepensioen krijgt, voldoe je dan ook aan de inkomenseis?

Inkomenseis
Tijdens de eerste fase van jouw WGA-uitkering (de loongerelateerde fase) geldt er géén inkomenseis. Je krijgt een uitkering die is gebaseerd op jouw eigen, oude loon. Deze fase duurt maximaal 24 maanden. Daarna geldt de inkomenseis. Die bepaalt welke WGA-uitkering je krijgt ná de loongerelateerde fase:
* verdien je niets of minder dan 50% van je resterende verdiencapaciteit: vervolguitkering
* verdien je 50% of meer van je resterende verdiencapaciteit: loonaanvullingsuitkering

Belang
Het verschil tussen een vervolguitkering en loonaanvullingsuitkering is erg groot. De loonaanvullingsuitkering zorgt ervoor dat je inkomen wordt aangevuld tot ongeveer 70% van je laatst verdiende loon. De vervolguitkering is niet meer afgeleid van jouw eigen, oude loon maar van het wettelijk minimumloon (WML). De exacte hoogte hangt af van je arbeidsongeschiktheidspercentage, de uitkering is:
* minimaal: 28% van het WML
* maximaal: 50,75% van het WML

Prepensioen
Prepensioen wordt niet gezien als inkomen waarmee je voldoet aan de inkomenseis. De Centrale Raad van Beroep heeft dit vorige week nog eens bevestigd. Uitzondering daarop is dat het prepensioen wél meetelt voor de inkomenseis als je werkt naast je WGA-uitkering, daarmee voldoet aan de inkomenseis en vanuit die baan gebruik maakt van het prepensioen.

Zelfstandige werkzaamheden
Als je als zelfstandige gaat werken, kun je daarmee voldoen aan je inkomenseis. Er wordt daarbij vaak gekeken naar het belastbaar loon of belastbare winst uit onderneming. Laat je goed informeren hierover zodat je zeker weet dat je met jouw werkzaamheden kunt voldoen aan de inkomenseis.

WW
Eindigt de baan waarmee je voldeed aan de inkomenseis en krijg je een WW-uitkering? Dan telt die WW-uitkering niet mee voor de inkomenseis.

ZW
De ZW-uitkering geldt alleen als inkomen in de zin van de inkomenseis zolang je nog in dienst bent bij de werkgever waar je ziek bent geworden. Zodra het dienstverband eindigt, wordt de ZW-uitkering (die je dan wél houdt) niet meer gezien als inkomen voor de inkomenseis.

Loondienst
Werk je in loondienst en betaal je loonheffing over die inkomsten? Dan zullen die inkomsten wél meetellen voor de inkomenseis.

Tip!
Weet je niet welk bedrag jij moet verdienen om aan de inkomenseis te voldoen? Kijk dan in het arbeidsdeskundig rapport van het UWV. Daarin lees je wat jouw resterende verdiencapaciteit is. Daarvan moet je minimaal de helft verdienen.

Achtergrondinformatie
Wil je de uitspraak van de Centrale Raad nalezen mbt prepensioen en de inkomenseis? Dat kan hier: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2022:1631

Alle regels met betrekking tot de inkomenseis vind je terug in artikel 60 Wet WIA en hoofdstuk 3 van het Algemeen inkomensbesluit sociaal zekerheidswetten.

Door: Natascha Schenk

Soms is het lastig te beoordelen of het slechte functioneren van een werknemer een medische oorzaak heeft. Het onderscheid daartussen is wél belangrijk. Disfunctioneren leidt in het slechtste geval tot beëindiging van het dienstverband en een WW-uitkering van maximaal 24 maanden, terwijl ziekte betekent dat je nog 104 weken recht houdt op loon van de werkgever en je mogelijk daarna tot je AOW-leeftijd een WIA-uitkering krijgt. 

Ziekmelding met terugwerkende kracht
In een recente zaak werd in 2019 met terugwerkende kracht vastgesteld dat de werknemer al vanaf 2017 ziek was. Pas toen werd duidelijk dat het slechte functioneren dat de werknemer liet zien sinds 2017, een medische reden had. De werknemer bleek namelijk Alzheimer te hebben. Die diagnose werd in 2019 pas bekend maar de effecten daarvan waren in 2017 al te zien. Werknemer is daarom met terugwerkende kracht vanaf 2017 ziekgemeld.

Loonsanctie
Het probleem van een ziekmelding met terugwerkende kracht is echter dat het einde van de wachttijd eerder bereikt wordt en dat het UWV al eerder een RIV-toets doet. Tijdens die RIV-toets beoordeeld het UWV of de werkgever voldoende aan reintegratie-inspanningen heeft gedaan. In deze zaak werd aan de werkgever een loonsanctie opgelegd omdat het eerste en tweede spoor niet waren onderzocht.

Rechtbank
De rechtbank Den Haag zet een streep door deze loonsanctie en legt goed en duidelijk uit waarom. De rechtbank vindt dit een bijzondere zaak en stelt:

“…, hoe hadden werkgever en de werknemer zich kunnen inspannen voor de re-integratie van de werknemer wanneer zij op dat moment niet wisten of konden weten wat de oorzaak van het disfunctioneren van de werknemer was? … Dat brengt vanzelfsprekend met zich dat de re-integratie van de werknemer in een ander daglicht komt te staan. Het is immers voor werkgever niet mogelijk om twee jaar terug te gaan in de tijd om zodoende de re-integratie van de werknemer in te richten als ware er al die tijd een medische oorzaak bekend geweest.”

Tip!
In deze zaak speelt mee dat de werknemer in 2017 wél bij de bedrijfsarts is geweest en dat de werkgever verschillende onderzoeken heeft ingezet om de achtergrond van het disfunctioneren te onderzoeken. Zo werd loopbaanbegeleiding en coaching aangeboden, en werd een talentenscan, capaciteitentest en jobcheck gedaan. Volgens de rechtbank kan de werkgever mede daarom niet verweten worden dat er geen spoor 1 en 2 is ingezet.

Zit je dus als werkgever in deze situatie, waarin je twijfelt aan de reden van het disfunctioneren, laat dan wél onderzoek doen naar de oorzaak, stuur de werknemer naar de bedrijfsarts en leg het goed vast als de werknemer (tijdelijk) aangepast werk gaat doen. Daarmee kan je wellicht een loonsanctie voorkomen als het toch tot een ziekmelding komt met terugwerkende kracht!

Achtergrondinformatie
Wil je deze uitspraak nalezen? Dat kan. Je vindt de uitspraak hier: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:3828

Interessant in deze casus was overigens ook dat werkgever en werknemer al een vaststellingsovereenkomst hadden gesloten omdat zij niet meer met elkaar verder konden vanwege het disfunctioneren.

Het dienstverband zou eindigen per 1 februari 2019. Na het tekenen van de beëindigingsovereenkomst is werkgever zich gaan afvragen of het disfunctioneren/gedrag van de werknemer geen medische oorzaak zou hebben. Werkgever heeft in januari 2019 een medisch expertise-onderzoek laten uitvoeren door een psychiater. Uiteindelijk is de vaststellingsovereenkomst ‘verscheurd’ en is de werknemer medio 2019 met terugwerkende kracht ziekgemeld per 6 maart 2017.

Wat een actieve en betrokken werkgever!

Door: Natascha Schenk

Wordt na twee jaar ziekte je WIA-aanvraag afgewezen omdat je minder dan 35% arbeidsongeschikt bent, dan is het gebruikelijk dat je een WW-uitkering aanvraagt zodat je tóch inkomsten hebt. Maar niet in alle gevallen kun je terugvallen op een WW-uitkering. Bijvoorbeeld wanneer een urenbeperking is aangenomen bij de WIA-beoordeling en je gedeeltelijk blijft werken. Dan kan een WW-uitkering afgewezen worden. Iets om alert op te zijn!

Voorwaarden voor WW
De twee belangrijkste voorwaarden voor een WW-uitkering zijn:
* je moet voor minimaal vijf uren werkloos zijn geworden; en
* je moet beschikbaar zijn voor werk.

Beschikbaarheid en urenbeperking
Ook al heb je géén WIA-uitkering gekregen, speelt de urenbeperking die het UWV in dat kader heeft aangenomen nog steeds een rol. In de WW staat namelijk dat het UWV bij jouw “beschikbaarheid voor arbeid” rekening moet houden met de uren die je volgens de WIA-beoordeling kunt werken. Volgens de Kamerstukken over deze bepaling in de WW, moet de omvang van de WW-uitkering gebaseerd worden op het aantal uren dat je belastbaar bent.

Voorbeeld
Een voorbeeld om deze bepaling verder te verduidelijken:
* Werkneemster werkte 23,91 uur per week;
* Bij de WIA-beoordeling wordt een urenbeperking aangenomen van 20 uur per week;
* zij is minder dan 35% arbeidsongeschikt;
* Werkneemster blijft aangepast werk verrichten (bij de eigen werkgever) voor 16 uur per week;
* Het UWV weigert aan werkneemster een WW-uitkering toe te kennen omdat het verschil tussen 20 uur per week en 16 uur per week, minder dan vijf uur bedraagt. Haar arbeidsurenverlies is daarom te klein om een WW-uitkering te krijgen.

Centrale Raad van Beroep
De Centrale Raad heeft in de zaak die ik hierboven beschrijf een uitspraak gedaan waaruit blijkt dat de WW-uitkering terecht geweigerd is. Werkneemster voerde nog aan dat gekeken moet worden naar het verschil tussen haar oude uren (23,91 uur) en haar nieuwe uren (16 uur), maar daarin ging de Centrale Raad niet mee. De urenbeperking uit de WIA-beoordeling gooit hier roet in het eten.

Tip!
Hoewel ik het in de praktijk (gelukkig) niet heb gezien, kan een WW-uitkering wél degelijk afgewezen worden als het verschil tussen jouw urenbeperking en het aantal uren dat je blijft werken, minder dan vijf uur is. Iets om rekening mee te houden als je met je werkgever afspraken maakt over het aantal uren dat je gaat werken.

Ook voor rechtshulpverleners is het goed je cliënt hierop te wijzen. Het zou vervelend zijn als uitgegaan wordt van een deeltijdbaan + WW en achteraf blijkt dat er géén recht is op de WW-uitkering.

Voor WW-eigenrisicodragers kan dit ook nog een punt van aandacht zijn als een WW-uitkering tóch wordt toegekend.

Achtergrondinformatie
In artikel 16 lid 6 WW kun je teruglezen dat de urenbeperking na een WIA-beoordeling invloed heeft op het recht op WW: https://wetten.overheid.nl/BWBR0004045/2022-08-02/0#HoofdstukII_Paragraaf1_Artikel16

De uitspraak van Centrale Raad van Beroep vind je hier: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:CRVB:2013:CA3196

De relevante Kamerstukken zijn hier te lezen, met name pagina 58 is interessant in dit kader: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30118-3.pdf